In juli 2021 treedt Nikki Kamps (1989) aan als directeur van Stichting Rotterdamse Dakendagen, naast mededirecteur Léon van Geest (een van de initiatiefnemers van het festival). De geboren en getogen Rotterdammer is sinds 2009 als organisator en communicatie-manager betrokken bij verschillende culturele festivals en instellingen in de stad, waaronder IFFR en Pleinbioscoop. Sinds 2017 werkt ze al bij Rotterdamse Dakendagen als Hoofd Marketing en Communicatie. Als directeur liggen haar ambities voor een groot deel bij de publieksstrategie; daarnaast bewaakt ze de grote lijnen en neemt ze het voortouw in de professionalisering van de stichting als culturele instelling en werkgever. Hieronder deelt zij haar kijk op het festival en de rol van de organisatie in de stad.
“Bij Rotterdamse Dakendagen houden we ons bezig met het verzilveren van een geweldig potentieel: de nog onbenutte ruimte op daken. Natuurlijk (gelukkig) zijn wij niet de enigen. De gemeente, architectenbureaus, stedenbouwkundigen en een scala aan initiatieven uit wetenschap en bedrijfsleven werken ook aan de ‘gelaagde stad’. Maar uniek voor ons is de relatie met het publiek. Door evenementen te organiseren krijgen we direct contact met bewoners en bezoekers van Rotterdam en de regio. Wij creëren voor hen een levende toekomstvisie, zo bruisend kan het daklandschap van Rotterdam altijd zijn. Daar zit de essentie van onze toegevoegde waarde.
In het jaar waarin ik van de middelbare school kwam (2007) was Rotterdam ‘City of Architecture’. Dat was nog vóór gebouwen als De Rotterdam, Centraal Station, Timmerhuis en Markthal. Het culturele veld waar ik toen mijn eerste werkervaring opdeed, de stad die ik als tiener leerde kennen, is compleet anders dan ‘het Rotterdamse’ van nu. Ons calimerocomplex heeft sindsdien plaatsgemaakt voor een internationale reputatie als innovatieve metropool. Dat was geen toeval, al die aandacht hebben we actief opgezocht. En festivals en evenementen hebben daar een belangrijke rol in gespeeld.
Als dakfestival-marketeer maakte ik dankbaar gebruik van het imago van de Rotterdamse skyline, want wat hoog is lijkt automatisch duur en exclusief. Activiteiten op een dak zijn spannend en verkopen daarom goed. We openen deuren die normaal gesloten blijven. Maar er is ook een andere kant van die medaille. Aan hoogbouw hangt een air van snelle beslissers in chique vergaderkamers op de 45ste verdieping. Dure pakken die op scooters door het centrum racen. Op zich niks tegen dure pakken, maar je denkt al gauw: ‘daar hoor ik niet bij’. En dat is nou juist niet wat we willen uitstralen.
Ik merk steeds meer dat ik gemengde gevoelens heb bij hoe de stad zich ontwikkelt. Rotterdam verdient het zeker om gezien te worden, maar ook om authenticiteit te bewaren. Om niet in dezelfde val te trappen als andere steden, waar niemand meer lijkt te wonen en alles draait om zien en gezien worden. De stad mag geen karikatuur worden van zichzelf. Dan verlies je het publiek, de mensen waar we het allemaal voor doen, uit het oog.
Als directeur hoop ik die interne tweestrijd te doorbreken, tenminste waar het om daken gaat. Het daklandschap is geen penthouse bovenop een penthouse, het is een tweede laag op de stad waar we allemaal mogen zijn, over mee kunnen beslissen en vervolgens plezier van hebben. Ik denk dat dit samen kan gaan met Rotterdam-promotie, zolang we het slim aanpakken en de juiste prioriteiten stellen. Met onze focus op het publiek gaat Rotterdamse Dakendagen daar een sleutelrol in spelen.
Let wel, focus op het publiek betekent niet dat ieder dak publieke ruimte moet worden. Het kan ook betekenen dat we op daken gaan wonen, dat we daken gebruiken om ons te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering, dat we daken als podium gebruiken voor cultuur, als uitvalsplek voor toeristen en als een plek waar wijkbewoners elkaar ontmoeten. Samen met kunstenaars en cultuurmakers, maar zeker ook stedenbouwkundigen, architecten, ecologen enzovoorts, blijven we ons festival gebruiken om al die mogelijkheden voor de stad te laten zien en erop te reflecteren. Met als gezamenlijk einddoel om ze permanent te realiseren. En vooral ons publiek zich uitgenodigd laten voelen om dit alles te ontdekken en mede-eigenaar te worden van dat potentieel. Om ze mee te nemen in het proces.
Dit vereist binnen onze organisatie geen revolutionaire verandering, het zit in de kern van wat we nu al doen bij de Rotterdamse Dakendagen. Wel kunnen we méér gaan doen, ook door het jaar heen. Met twee directeuren is er meer ruimte om te blijven anticiperen op een veranderende stad, mee te groeien als organisatie en onze relatie met het publiek verder te ontwikkelen.”